Wie heeft recht op een opvanguitkering voor onthaalouders?
- Je werkt niet als werknemer of als zelfstandige.
- Je vangt kinderen op in gezinsverband.
- Je bent aangesloten bij een erkende dienst voor onthaalouders.
Wanneer heb je recht op een opvanguitkering?
Je hebt recht op een opvanguitkering wanneer ingeschreven kinderen afwezig zijn buiten je wil om.
Hoe vraag je de opvanguitkering aan?
Je eerste aanvraag
Bij een eerste aanvraag voor een opvanguitkering bezorg je ons zo snel mogelijk een ingevuld formulier C220A. Deze aanvraag moet worden ingediend bij de RVA vóór het einde van de 4de maand die volgt op de maand voor dewelke een opvanguitkering wordt aangevraagd.
Let op: het formulier C220A moet je in principe maar 1 keer indienen.
Wanneer moet je een nieuw formulier indienen?
- Als je 12 maanden geen opvanguitkering hebt gevraagd.
- Als je verhuist of je rekeningnummer verandert.
- Als je van uitbetalingsinstelling (HVW, ABVV, ACV, ACLVB) verandert.
- Bij een wijziging van andere activiteiten of van je inkomsten.
Maandelijks
Waren er kinderen afwezig? Dan krijg je een formulier C220B van de dienst van onthaalouders waarbij je bent aangesloten. Je vult het zelf aan en bezorgt het zo snel mogelijk bij je HVW-kantoor.
Is je partner werkloos?
Je partner krijgt een uitkering als gezinshoofd als je:
- geen of een laag beroepsinkomen ontvangt
- geen of een laag vervangingsinkomen (ziekte-uitkering, uitkering arbeidsongeval, opvanguitkering, …) ontvangt
Wat je verdient als onthaalouder telt niet als beroepsinkomen. Je partner kan een uitkering krijgen als gezinshoofd zolang je enkel een vergoeding krijgt als onthaalouder.
Krijg je bijvoorbeeld deze opvanguitkering? Dan telt deze opvanguitkering mee als vervangingsinkomen. Je kan op het formulier C220B aankruisen dat je opvanguitkering beperkt moet worden. Zo kan je partner nog steeds een uitkering als gezinshoofd ontvangen.
Let op: deze beperking kan enkel wanneer je de opvanguitkering krijgt, en dus niet in het geval van ziekte, een uitkering voor een arbeidsongeval, …
Je stopt als onthaalouder. Heb je recht op een werkloosheidsuitkering?
Was je langer dan 15 jaar onthaalouder?
Dan heb je geen recht op een werkloosheidsuitkering wanneer je stopt als onthaalouder.
Was je minder dan 15 jaar onthaalouder en heb je voordien nog gewerkt als werknemer?
Wat moet je dan doen?
1. Bewijs dat je voldoende dagen werkte als werknemer.
Je moet bewijzen dat je een aantal dagen werkte binnen een bepaalde periode. Daarover lees je meer op de website van RVA.
Werkte je minstens 6 maanden als onthaalouder? De periode wordt verlengd met de duur dat je werkte als onthaalouder, voor maximum 15 jaar.
2. Schrijf je in als werkzoekende bij de dienst voor arbeidsbemiddeling van jouw gewest:
- bij VDAB in Vlaanderen
- bij Actiris in het Brusselse Gewest
- bij Forem in Wallonië
- bij ADG in het Duitstalige gebied
3. Vraag een uitkering aan. Je hebt daarvoor volgende formulieren nodig:
- het formulier C1
- C4 van je laatste werk van minstens 4 weken als werknemer.
- attest van je vorige werkgever; in dat attest staat dat die je niet opnieuw in dienst kan nemen
- attest van stopzetting van je activiteit als onthaalouder
Was je minder dan 15 jaar onthaalouder en kreeg je voordien een werkloosheidsuitkering?
Dan kan je wellicht opnieuw in aanmerking komen voor een werkloosheidsuitkering.
Bekijk hiervoor de tekst “Je bent opnieuw werkloos na een onderbreking”.